De Vikingen

Er is heel veel geschreven over die ‘o zo brute, barbaarse Vikingen’, gemene plunderende benden die ganse streken in Europa in rep en roer zetten. Tal van theorieën doen de ronde over de oorzaak: velen hebben het over hongersnood in de Scandinavische gebieden, overbevolking, veroveringszucht, de politieke situatie in eigen land, … En alhoewel er in elk van die antwoorden enige waarheid schuilt, kan geen van die redenen ons echt tevreden stellen.

Het is correct te stellen dat de bekering in de Scandinavische gebieden voornamelijk ingegeven was uit politieke overwegingen, zoals Marcel Gravier doet. (M. GRAVIER, Les Scandinaves – Histoire des peuples scandinaves. Epanouissement de leur civilisation, des origines à la Réforme, Lidis-Brepols, Turnhout, 1984, p. 294-295) Typerend is deze passage in zijn studie: “Pragmatisch als ze zijn, vragen ze zich misschien niet in de eerste plaats af of de christelijke religie hun de waarheid brengt, dan wel of ze niet moderner is, aangepast om hun een plaats te verschaffen binnen de maatschappij die hen omringt en hen te helpen om op een efficiëntere wijze daarin op te treden.” Al bij al zullen de economisch-politieke motieven een rol hebben gespeeld, maar dat verklaart nog steeds niet de aanzet van de raids, en evenmin het voortdurend viseren van kerken en kloosters door de Vikingen. Naar mijn mening heeft het veel meer met religieuze weerwraak te maken dan men wil aannemen. De oude traditionele religie was gestoeld op eerbaarheid. Werd deze eerbaarheid geschonden, werd men vernederd, dan was de innerlijke harmonie van een gemeenschap verstoord en zou een catclysme volgen, mocht men de Orde niet herstellen. Van deze Orde hing het heilagr af, een soort Goddelijk fluïdium dat – aan wie het bezat – voorspoed verschafte. Door de vernederingen was dit Goddelijk element uit de gemeenschap verdwenen, en kon men dit enkel terugwinnen door respect af te dwingen en de eerbaarheid te herstellen. Vergeet niet dat het niet-christelijke oud-religieuze gebied voortdurend terrein moest prijsgeven, zodanig dat het verschrompelde tot de Scandinavische en Baltische staten. Tempels werden vernietigd, Godenbeelden stukgeslagen, sacrale plaatsen onteerd, edellieden en geestelijken vermoord, tradities verboden, de oude religieuze orde verstoord… Dat kon niet zonder gevolgen blijven. Dat kon enkel door het wraakrecht toe te passen. Daarenboven stonden de niet-christelijke landen zowel politiek als economisch geïsoleerd tegenover een zich steeds solider consoliderend christelijk rijk.

Vanaf 800 tot 1050 vielen Vikingen de zuidelijker gelegen landen binnen. Het waren voornamelijk kloosters en kerken die het moesten ontgelden. De tactiek die gebruikt werd was eenvoudig. Vanuit eilanden, die als uitvalsbasis gebruikt werden, deed men systematisch aanvallen op rijke en politiek strategische gebieden. De schepen drongen het land binnen via de grote waterwegen: de Rhône, de Loire, de Seine, de Schelde, de Rijn. Langs die waterwegen plaatsten ze nederzettingsposten. Die moesten de grootste tegenstand breken. Ierland, Wales en Schotland kregen het hard te verduren. Het christendom daverde op zijn grondvesten. In Wales werden heel wat nederzettingen gevestigd. Van daaruit ging het naar het vasteland. Zo werden ondermeer in 856 in de buurt van Utrecht een aantal kerken in brand gestoken. Het Mirakelboek van Sint-Bavo vermeldt dat de Noormannen in 880 gedurende de winter hun intrek namen in de gebouwen van de Sint-Pietersabdij. De monniken waren naar Laon gevlucht. Blijkbaar konden de Vikingen daar ongestoord verblijven, wat toch vreemd overkomt. Was de bevolking dan toch niet zo afkerig van die ‘wilden’? (DOM R. PODEVIJN, Bavo, De Kinkhoren, Brugge/Brussel, 1945, pp. 66-69)

Dat het niet om willekeurige plunderingen ging, bewijst de situatie in Frankenland. De vraag kan gesteld worden hoe het mogelijk was dat Vikingen, ondanks hun plunderingen, toch vreedzaam handel konden drijven met de bevolking. Daarenboven is het totaal ongerijmd dat de Franken aan de Vikingen wapens verkochten. Dat kan enkel vanuit een zekere gelijkgestemdheid worden verklaard. Het kwam zelfs zover dat in juni 864, op een vergadering in Pitre, Karel de Kale officieel met de doodstraf moest dreigen voor hen die in de toekomst nog wapens en paarden aan de Noormannen zouden leveren. In Neustrië wisten de Vikingen zich te groeperen onder Rollo of Rolf, en in 911 kregen ze van koning Karel de Eenvoudige het gebied dat vandaag bekend staat als Normandië, in ruil voor de verdediging van het land tegen verdere invallen. Dat betekende voorlopig het einde van de raids op het West-Frankische gebied. De Normandiërs aanvaardden een soort vereenvoudigde doop, het z.g. prima signatio. Voor de rest bleef alles bij het oude. De overgang naar het christendom, zo blijkt uit die vereenvoudigde doop, was enkel ingesteld met een politiek doel: geen leerstellingen, geen algemeen ingestelde religieuze praktijk, geen uitroeiing van oude religieuze voorstellingen.