De Goden van de Noordse volkeren
De oud-Noordse religie heeft een veelvoud aan Goden en Godinnen, net zoals dat
het geval is voor elke Indo-europese religie. Er zijn evenwel duidelijke
structuren te bemerken die enkel in deze etnische religies voorkomen. Een eerste
vaststelling die gemaakt kan worden is het bestaan van twee antagonische
krachten of Godengroepen:
- bij de Kelten uit zich dat in de tweestrijd van de Túatha dè Danann tegen de Fomoren.
- bij de Indiërs bemerken we een tweestrijd tussen Pandava en de Kauruva
- bij de Scandinaviërs is er een oorlog tussen de Asen en de Wanen
- bij de Romeinen kennen we het conflict tussen de Romeinen en Sabijne
In wezen gaat het om een tweedeling die ongeveer gezien kan
worden als een rivaliteit tussen de Lichtgoden – de hemel, dag of geestelijke
krachten vertegenwoordigend – en de donkere Goden – zijnde Aardgoden, Nachtgoden,
of Vruchtbaarheidsgoden. Uiteindelijk sluiten die twee groepen vrede, en
ontstaat er een vervlechting van het hemelse en het aardse. Het feit dat in
bepaalde streken deze strijd uitgedrukt wordt in een quasi legendarische
geschiedenisvorm (Romeinen), doet niets af van de boodschap die er aan ten
grondslag ligt. Dat heeft Georges Dumézil voldoende aangetoond.
Daarnaast bestaat er een duidelijke functionele Goden-indeling bij de Indo-Europeanen
die op alle niveaus kan doorgetrokken worden. Zo erkent men drie essentiële
functiegebieden:
- Magisch-Religieuze en Rechtskundige functie
- Strijdersfunctie
- Vruchtbaarheidsfunctie
De eerste functie omvat twee deelgebieden, waarvan de eerste (magisch-religieuze)
toegespitst is op het onzichtbare ‘intellectuele’ niveau. Daarmee wordt het
‘niveau van het Hogere Schouwen’ bedoeld. Het bevat de verborgen wetmatigheden
(het esoterische aspect) evenals de beoefening van de religieuze principes. Het
tweede (rechtskundige) deelgebied omvat een reëel toepassen van de religieuze
principes in een ethische code die de relaties tussen mensen, families en
gemeenschappen regelt.
De tweede functie wordt aan de strijders toegewezen. Het betreft hier een
volkomen instaan voor de wereldlijke functie van het heersen en het beheren van
het heilige, voorouderlijke land (othala, othil). Het hoofd van deze tweede
functie is de koning, die evenwel door zijn koningswijding er een rituele
functie bijkrijgt, d.w.z. een soort brug-status (pontifex-status) ontvangt, en
daardoor ondergebracht kan worden bij de hierboven beschreven eerste functie.
Denken we ondermeer aan de brug-functie die de keizer in het Oude Rome had: hij
trad op als pontifex maximus, de grootste brugbouwer tussen de mensen en de
Goden. Vandaar dat die functie veelal gekoppeld wordt aan een Brug-God of God-Boodschapper.
Bij de Noordse volkeren vervult Heimdallr die functie, bij de Indiërs is dat
Agni.
De derde groep, die van de producenten, is toegespitst op de vruchtbaarheid. Dat
omvat zowel het bewerken van het land, het verhandelen van goederen, het
behouden van de vrede, het bedrijven van de liefde, als het beogen van de
schoonheid. Kenschetsend is evenwel dat nagenoeg alle Indo-europese volkeren
hiervoor een tweeling opvoeren.
Kort samengevat komen de drie functionele groepen overeen met drie pijlers:
Wijsheid, Kracht en Schoonheid (of Vruchtbaarheid).
In de hogere wereld worden die functies vertegenwoordigd door een aantal Goden/Godinnen:
- Odhínn (magisch-religieuze functie) en Tyr (rechtskundige functie)
- Thórr (strijdersfunctie) en Heimdallr (Brug-God, Hogere Zèlf) Loki (Brug-God, ego, principe van verandering) Balder (Brug-God, kleine zelf, verbinder tussen de menselijke en de Goddelijke toestand)
- De tweeling Freyr/Freyja (vruchtbaarheid – het ‘vrijen’)
Bij andere Indo-europese volkeren bestaat er een gelijkaardige
indeling:
De Indiërs hebben het over Varuna-Mitra, Indra en Âgni (samengevoegd tot
Indrâgni), en de twee Nasatya (paardenhoeders)
De Kelten spreken over Ogmios-Dagda, Mórrigann (in haar drie soevereine
strijdersgedaanten van Mórrigann, Bodb, Macha), en Diancecht
Deze driedeling wordt bij de mensen weerspiegeld in de ordening van de
maatschappij.
Daar onderscheiden we drie grote functionele groepen:
- priesters-rechtsgeleerden (goði, druïden)
- strijders (jarls, aires)
- producenten (karls, bo-aires – waarvan ons woordje boer is afgeleid)
Tot aan de Franse Revolutie bleef deze indeling gelden in het
Westen onder de vorm van prêtre, soldat, tiers état. In Indië daarentegen
bestaat het nog altijd als de basis van het kastensysteem: brâhman, kshatriya,
vaisha. Ook in de menselijke persoon speelt de indeling een rol: de wijsheid
wordt vertegenwoordigd door het Hogere Schouwen (een hogere, Goddelijke
capaciteit – tweede zicht); de kracht wordt vertegenwoordigd door het
psychologische doorzicht in bepaalde situaties (psychè); de schoonheid is
gelinkt aan het lichaam. Op macrokosmisch vlak komt de wijsheid overeen met de
hogere wereld (ásgard), de kracht met de middenwereld (midgard), en de
schoonheid met de onderwereld (útgard). In symbolische kleuren uitgedrukt – en
zeer typisch voor alle Indo-europese volkeren - wijsheid/priester heeft een
witte kleur; bloed/strijder heeft een rode kleur; aarde/boer heeft een zwarte
kleur.
Naast deze toch fundamentele indeling bij de Indo-europese volkeren, kennen we
binnen de Asatrú ook nog talrijke andere Goden en halfgoden: Vidar, Vali, Bragi,
Skadi, Hödur, Wili, Wé, Mimir, Hár, Jafnhár en Thridi, Sigyn, Frigga, Sif, Hel,
Gefjön, Hlodyn, Fjorgyn (moeder van Thórr en etymologisch verwant met de
Baltische Dondergod Perkun, of diens pendant Parjanyas bij de Indiërs) Ullr,
Saga, Forseti, Njörd, ... Zij hebben allen hun specifieke functie en kenmerken.
De heiligen uit christelijke tijd kunnen zowat met hen vergeleken worden;
sommige christelijke heiligen gaan trouwens rechtstreeks, zij het niet
uitsluitend, op deze Goden terug, bv. St.-Maarten op Odhínn, St.-Elooi en St.-Christoffel
op Thórr, ... Ze worden voor specifieke noden aangeroepen.
Tenslotte zijn er ook nog de elementaal-geesten zoals zwarte, witte en rode
elfen, kobolden en alvermannekens, beschermgeesten (fylgjur) en huisgeesten (rupels
– denk aan repelsteeltje). Door al die Goden en geesten is het inderdaad
denkbeeldig dat de Asatrúar hun wereld ervaren als een leefomgeving die onder
een sluier van voortdurende betovering ligt, als bezield en mysterieus. “De
wereld is vol van Goden!” riep ooit een heiden uit. Ook voor de Asatrú gaat
dat op.
Eén ding schonken mij
Onvoorwaardelijk
Uit hunne overvloed
De eeuwige Goden:
het Ogenblik.
(P.C. Boutens)